NL | FR
Collectief versus individueel wonen (edito)
Het pleidooi voor meer hoogbouw en compacter wonen wordt al langer enthousiast onthaald in de vastgoedsector, maar kandidaat-kopers zijn maar matig tevreden met die evolutie. De Belg beschouwt zijn huisvesting als een ‘pensioen voor later’ – een waardevolle investering. Wat schaars en waardevast is in vastgoed, is vooral het grondaandeel. Bij hoogbouw valt het grondaandeel lager uit en dus is de investering minder waardevast. Voor veel potentiële kopers betekent een appartement dan ook het noodgedwongen opgeven van de droom van een eigen stuk grond met een huis en tuin.
De afgelopen maanden verscheen er in The New York Times een artikelreeks over ‘California Forever’. Enkele miljardairs uit Silicon Valley willen deze volledig nieuwe stad oprichten in ruraal gebied, naar het voorbeeld van Amsterdam, om te ontsnappen aan de stedelijke drukte van San Francisco. Critici bekritiseren de kunstmatige stad omdat het de ‘urban sprawl’ aanmoedigt, waardoor er meer goedkopere huizen aan de rand van de stad gebouwd zullen worden, terwijl verdichting van bestaande steden de enige duurzame oplossing vormt voor de huisvestingsproblematiek.
Voor een Belgische versie van ‘California Forever’ hoeven we alvast niet te vrezen. In ons dichtbevolkte en volgebouwde land blijft daar simpelweg geen ruimte voor over. Minder eengezinswoningen en meer groepswoningbouw passen in het discours dat de voorstanders van hoogbouw bewandelen. Torengebouwen moeten daarom sneller vergund kunnen worden. Prijsverlaging door meer aanbod is immers een eenvoudige economische wetmatigheid.
Het is echter vooral ook een kwestie van de juiste woningen op de juiste plekken te bouwen. Vandaag moeten de woningen voor morgen worden gebouwd, met een bevolking die razendsnel vergrijst en uit steeds meer singles bestaat. Het cliché van ‘huisje, tuintje, boompje’ zal daarvoor moeten worden ingeruild voor collectieve woonvormen, of ze nu de hoogte ingaan of niet.
Martijn Reviers
Hoofdredacteur